1982 voor Nieuwsblad De Brug. 

‘De meisjes van het kasteel, die waren iets aparts’

Hoewel het leven van de kamermeisjes zich grotendeels binnen de kasteelgrachten afspeelde, waren er dagelijks wel gelegenheden om daar buiten te geraken. Was het niet om water te halen dan wel om het vleespakket op te pikken dat dagelijks vanuit Nijmegen per tram naar Arcen werd verzonden.

’Met eten kwam het altijd nogal precies,' herinnert mevrouw Cup zich. 'Het vlees werd in Nijmegen besteld en voor groenten en andere dingen gingen ze vaak even de grens over. Zij aten ‘s avonds, het personeel ’s middags – en natuurlijk gewoon eten dat we in het dorp moesten kopen.

Als wij dan in het dorp kwamen was het altijd wel leuk. De meisjes van het kasteel, die waren iets aparts.

We zaten op het laatst met negen uit Ulm die hier later ook allemaal in de omgeving getrouwd zijn.'

'Wat het vereist om leuk in een kasteel te wonen, of het verhaal van een kamermeisje - deel 2

 

'Van de jongens hoorden we dat de meisjes uit het dorp behoorlijk jaloers waren. Geen wonder eigenlijk, want wij kwamen van een grotere stad en dan heb je een heel andere achtergrond.

Wij droegen bijvoorbeeld korte haren, Dat was hier niet. Onze jurken maakten we meestal zelf en dan zonder mouwen, dat hadden ze hier ook nog niet gezien.

Tekst gaat verder onder illustratie.

Vooral in het begin werden we van boven tot onder bekeken. Wanneer we 's avonds met de hond erbij een vleespakket gingen halen bij de tram en we keken om, dan liepen er altijd weer een heel stel jongens achter ons aan. Soms leken het er wel twintig.’

Vrijer

Dat de kasteelmeisjes in contact zouden komen met de dorpsjongens, was begrijpelijkerwijs een kwestie van tijd. Zo kon de spaarzame vrije tijd dan toch wat aangenamer besteed worden.

’Wij waren in die dingen wat vrijer dan de meisjes van het dorp. We gingen bijvoorbeeld met jongens naar de film, daar zag je een meisje van hier niet zo gauw doen.’

Overigens werd het met dat uitgaan nu ook weer niet ál te wild.

‘Toen we in dienst kwamen moesten we ons verplichten minstens een heel jaar te blijven. Om de twee weken hadden we dan zondags van drie tot half zeven vrij en iedere woensdagavond tot tien uur.

Eerder hadden ze gewerkt met meisjes uit het Rijnland, maar dat was blijkbaar te dichtbij, want die wilden elke maand naar huis. Wij waren gewoon het hele jaar intern en de vrije tijd bleef meestal echt beperkt tot wat was afgesproken.

Zelfs als het kermis was in het dorp, werden wij erop uitgestuurd om bramen te plukken. Dan hoorde je in de verte muziek en wist dat iedereen zat te vieren terwijl je zelf je handen en kleding openhaalde aan de doornen. Ondertussen kwamen er dan natuurlijk allerlei jongens langs gefietst om te plagen.

We waren meestal maar met z'n tweeën of drieën, maar als je zag wat een bende daar achteraan bleef hangen…'

Sleutel in de muur

'Op een zondag had ik met mijn vriendin een afspraak met Cup, mijn latere man, en een andere jongen. We gingen met zijn auto naar de bioscoop in Venlo op een zondagmiddag. We moesten om half zeven weer thuis zijn, maar onderweg begon het vreselijk te onweren en daar was die auto niet opgebouwd. Zodoende schuilden we ergens tot het voorbij was, maar kwamen wel te laat op het kasteel. Dat betekende direct dat we een paar weken de deur niet meer uit mochten.’

Gelukkig viel daar nog wel een mouw aan te passen.

‘We gingen onze nood klagen bij de boer die de kasteelboerderij bewoonde. Die kon er wel inkomen hoe vervelend het voor ons was om er niet meer uit te kunnen en de jongens niet meer te zien, dus van hem kregen we toen een sleutel, zo’n hele grote die we 's avonds bij een kijkgat in de muur verstopten.'

Worst

Binnen de kasteelmuren gebeurden trouwens wel meer dingen waarvan de eigenaars niet zozeer op de hoogte waren.

‘De kokkin vrijde met een slager uit het dorp en die liet ze zo af en toe op het kasteel komen. Ze was een beetje de baas over ons, had wat verantwoordelijkheid, dus dat kon ze wel maken.

Ons zinde het wel, want meestal kregen we een stuk worst van hem en dat was mooi meegenomen. Wat we van meneer en mevrouw kregen was echt niet te veel.

Elke week afgewogen honderd gram boter, een kwart pond worst en dat was het wat de extra's betreft. Alleen stroop kon je krijgen zoveel je wou.

De worst en de boter bewaarden we in een soort vliegenkastje dat we op een gang hadden gehangen. Echt veilig hing het daar niet, want als de zoon des huizes, Herr Ernst, 's avonds bier had zitten drinken in zijn atelier en hij kreeg honger, dan kwam hij vanzelf bij ons kastje uit, omdat zijn moeder 's avonds alle kasten en deuren sloot en hij daar dus niet bij kon. ‘s Morgens zeiden we dat dan wel tegen mevrouw en dan konden we nieuwe halen, maar het bleef toch altijd opletten.’

Tekst gaat verder onder illustratie.

Het poortgebouw van het kasteel zoals in de jaren '70 vastgelegd door Arcens visueel chroniqueur Theofiel Frissen.


Rennen

Al heerste er op het kasteel vergeleken bij het naastgelegen dorp een zekere welstand, het personeel moest er wel iets voor doen om daar iets van mee te pikken.

Zo werd er bijvoorbeeld iedere zomer de groenten uit de moestuin geconserveerd en jam ingekookt.

'Dat werd allemaal opgeslagen voor de winter. Een hele voorraad als je het zo bij elkaar zag, maar wij moesten het stiekem 's nachts zelf organiseren, wilden we er ook iets van binnenkrijgen.'

De arbeidsomstandigheden waren naar hedendaagse begrippen pittig te noemen.

Voor achttien gulden per maand, en later voor twintig, waren de meisjes van vroeg tot laat bedrijvig in de weer met gevarieerde bezigheden.

Wanneer de heer des huizes schilderde in zijn op enige afstand van het kasteel gelegen atelier en daar trek kreeg in een kop koffie of een glas wijn, dan stak hij een bel door het raam naar buiten en luide. Voor de meisjes het sein om aan te komen rennen, de bestelling op te nemen en te zorgen dat het allemaal gauw in orde was.

Ook zonnige dagen leverden veel loopwerk. Overal in de zeer ruime kasteeltuin stonden op plekjes waar geregeld zon viel tuinameublementen, waar vooral de dames graag gebruik van maakten.

En die moesten dan ook weer vanuit het kasteel worden bediend.

Zimmer

Binnen lag er niet minder werk.

Alle kamers hadden een naam, omdat het er zoveel waren dat men ze anders niet uit elkaar kon houden. ‘Klavierzimmer’, ‘Biljartzimmer’, ‘Das Blaue Zimmer’ en ‘Der Goldene Saal’ (voor het kerstdiner) om er maar een paar te noemen. Daarnaast waren veel kamers slechts incidenteel in gebruik, maar bijgehouden moesten ze wel worden.

Alleen al het bijvullen en poetsen van de petroleumlampen in elke kamer kostte uren. 'Ik geloof dat het er 41 waren.'

Ook het bijhouden van de kachels in alle vertrekken hoorde tot de taken van de meisjes. Het hout werd naar boven gesleept door een van de mannelijke kasteelwerknemers en dan verder gedistribueerd door de meisjes.

De heren leefden makkelijk

Op hun eigen kamer (helemaal boven) viel het trouwens niet mee met de verwarming: ’Terwijl het ijs ‘s winters op de muren stond, sliepen we met één deken. Dat was genoeg voor een jong meisje.’

Toch waren de onderlinge verhoudingen niet slecht. Met Kerstmis mocht het personeel mee-eten In de Goldene Saal en kreeg ook een cadeautje. Meestal een lap stof om een jurkje van te maken.

Met de dochter van de familie konden de meisjes goed overweg. ’Ze was net zo oud als wij en je kon er heel normaal mee omgaan.' 

En de meisjes hoefden niet álles alleen te doen: 'De dames hielpen ook meestal 's morgens iets mee; afstoffen en zo.

De heren niet, die leefden makkelijk. Laat opstaan, doen wat hen uitkwam.'

 

De kasteelboerderij. 


Herinneringen

Veel ervaringen en niet zo heel veel geld rijker, gaf mevrouw Cup na twee jaar haar betrekking op omdat ze elders, in Venlo, meer kon verdienen. Maar de kasteeltijd is niet uit haar geheugen verdwenen.

Tijdens het maken van de foto’s bij dit artikel, kwamen er weer allerlei grote en kleine gebeurtenissen en feiten naar boven.

‘Daar,’ wijst ze, 'dat was het appelhuisje. Daar werden na de oogst de goede appels bewaard en die werden dan midden in de winter aan de kinderen van het dorp uitgedeeld. Die traditie hebben ze heel lang voortgezet. Ik geloof zelfs tot vlak voor de oorlog, toen ze door omstandigheden gedwongen waren terug te keren naar Duitsland.’

Oude luister

Sindsdien is er een oorlog over het kasteel gegaan en hebben de jaren hun werk gedaan. ‘Wat ziet het er allemaal onderkomen uit,' verzucht mevrouw Cup rondkijkend.

En dat terwijl het er prachtig is, voor iemand die het kasteel niet in oude luister heeft meegemaakt .

‘Het is niet te vergelijken,’ vindt mevrouw Cup.

Geen wonder eigenlijk. Er werkt geen mens meer in de tuin. De grachten worden niet meer bijgehouden. De huidige bewoner zal zijn handen vol hebben om de eigen woonvertrekken huiselijk te houden.

Personeel, daar hoef je tegenwoordig niet meer aan te denken.


Hoe het verder ging met het kasteel

Het onderhavige kasteel staat in Arcen en werd nadien zwaar gesubsidieerd omgevormd tot Kasteeltuinen Arcen. De plannen daarvoor waren aanleiding tot visueel commentaar van ThaiWi Inc. 

Rie-Sarium: het rosarium van Rie van Soest-Jansbeken, de toenmalige burgemeester van Arcen en fel voorvechtster van de ontwikkeling van het rustieke kasteel tot pretpark.

Als comité Klein Valkenburg probeerden we de motieven van de initiatiefnemers te duiden. We stuurden een eigen verslaggever op de burgmeester af om hom of kuit te halen.